Transmutaties

 

Voor we het over mogelijke transmutanten gaan hebben bij Neophema misschien toch eerst wat uitleg wat kan en wat niet kan.

 

Eerst gaan we de diverse soorten in het Genus Neophema eens op een rijtje zetten:
Neophema chrysostoma (Kuhl) 1820
Neophema elegans (Gould) 1837
Neophema elegans carteri (Mathews) 1912
Neophema elegans elegans (Gould) 1837
Neophema petrophila (Gould) 1841
Neophema petrophila petrophila (Gould) 1841
Neophema petrophila zietzi (Mathews) 1912
Neophema chrysogaster (Latham) 1790
Neophema pulchella (Shaw) 1792
Neophema splendida (Gould) 1841

 

Voor alle duidelijkheid dat is de lijst welke taxonomen gebruiken. Ik weet niet welke soorten en ondersoorten er allemaal in avicultuur zijn, want zelfs hier gaan discussies over, feit is dat we 6 verschillende soorten zouden hebben. Deze soorten zijn door de evolutie gevormd gedurende vele eeuwen. Deze aparte ontwikkeling zorgt er ook voor dat naast hun uiterlijke kenmerken, veel van deze vogels ook een apart genoom ontwikkelen. Met genoom bedoelen we het aantal chromosomen en de specifieke DNA samenstelling ervan. Trouwens we spreken eigenlijk pas van verschillende soorten wanneer diverse individuen niet meer in staat zijn om zich samen verder voort te planten. Ik heb meerder bronnen geraadpleegd en tot op heden heb ik nog geen wetenschappelijke publicaties gevonden die ons het precieze aantal chromosomenparen van deze Neophemasoorten kan aangeven. Feit is dat binnen een bepaald genus sommige soorten eenzelfde aantal chromosomen zullen hebben, anderen zullen verschillend zijn. Zo weten we dat bij agaporniden Agapornis roseicollis 23 paar chromosomen heeft. Van de andere soorten weten we het nog niet. Maar we weten wel dat Agapornis personatus, Agapornis fischeri, Agapornis nigrigenis en Agapornis lilianae eenzelfde aantal chromosomen heeft. Hoe weten we dat? Wel eenvoudig als we deze laatste onderling verparen blijken de jongen vruchtbaar te zijn. Dus na F1 zijn de volgende generaties steeds vruchtbaar. Verparen we Agapornis roseicollis met Agapornis fischeri, dan hebben we wel een F1 generatie maar deze zijn onvruchtbaar. Dat komt doordat ze een verschillend aantal chromosomen hebben. De eerste generatie lukt, de F1 jongen zelf kunnen door dat verschillend aantal chromosomen geen meiose meer ondergaan en zijn daardoor onvruchtbaar. Met andere woorden, ze kunnen geen zaad- of eicellen meer aanmaken. Uiteraard kan een speling van de natuur er wel voor zorgen dat ze opnieuw vruchtbaar zijn, maar dan moet er een deletie (chromosoom verdwijnen) of een extra chromosoom bijkomen. In theorie kan dat, maar de kans is miniem. Hou wel in gedachten dat dan deze jongen weinig kans op overleven hebben en door het ontbreken van chromosoom of het extra chromosoom meestal terug onvruchtbaar zijn. Maar goed de kans bestaat. Wat betref het genus Neophema moet ik zeggen dat er heel wat geruchten gaan. Concrete bewijzen zijn er evenwel niet. Niemand is tot op heden ooit in staat gebleken te bewijzen dat bepaalde combinaties wel vruchtbaar zijn. Toen de eerste opaline splendid in België ontstond hebben we één en ander bekeken. Ik heb toen met een liefhebber gesproken die, volgens zijn eigen verklaring, al meer dan 10 jaar probeerde om combinaties te maken van splendid en turquoisine en het lukte hem niet om verder te raken dan F1. Een andere had - volgens eigen zeggen - F3 transmutanten splendid/turquoisine. Zijn verhaal en een paar andere punten welke hij aanbracht bleken voor ons vrij ongeloofwaardig en echte bewijzen heeft hij nooit geleverd. - hij wilde ons wel een vogel voor belachelijk veel geld verkopen. Toen men in België dan de eerste opaline splendids te koop aanbood, zagen we plots dat er via andere kanalen nog 'opaline spendids' verkocht werden, maar deze bleken onvruchtbaar te zijn. Wat toen opviel was dat het allemaal 'opaline' poppen waren. Dat versterkte bij ons het vermoeden dat diverse liefhebbers toen geprobeerd hebben om opaline turquoisine mannen met splendid poppen te verparen. Daaruit worden dan F1 hybriden geboren: mannen split opaline en opaline poppen. Omdat deze onvruchtbaar waren denken we dat beide soorten hoogstwaarschijnlijk een verschillend aantal chromosomen hebben. Aangezien de opaline splendids uit de Belgische lijn allemaal vruchtbaar zijn kan er opduiden dat deze wel raszuiver mutanten zijn. Het is bijgevolg goed mogelijk dat beide 'opaline splendids' op de markt waren en dat dit voor de verwarring gezorgd heeft. Ik kan me ook voorstellen dat de opaline bastaarden moeilijk te herkennen zijn, enkel en alleen al omdat opaline dan ook de aanwezige kleurstoffen gaat herschikken en het kleurenpatroon moeilijk te herkennen zijn.

 

Misschien dan dit helpen? en we staan in elk geval open voor alle opmerkingen.

 

Dirk Van den Abeele
Ornitho-Genetics vzw
MUTAVI